Er is geen CSS ondersteuning. Zonder CSS is alleen de onopgemaakte HTML zichtbaar.

HIK - Handel In Kinderen
Had ik gisteren ruim 10 pagina's 1, vandaag waren het er 22. Alsof ik weer in de collegebanken zat. Het hele PV, met aanvullingen van het HHC is vastgelegd. En daarnaast is dit alles door het HHC op geluidsdrager gezet en door de BBC/Al Jazeera op video. Het kan maar vast liggen, want dat kun je aan onze MSM-twitteraars niet overlaten. Pas in de loop van de ochtend, nadat bleek dat hier echte onthullingen werden gedaan, kwamen de aasgieren als mosterd na de maaltijd.

Om uit te leggen wat er aan de hand was moet u de volgende achtergrondinformatie hebben. Begin jaren '90 was justitie dusdanig geïnfiltreerd met criminelen dat de onderzoeken van de recherche ernstig te wensen over liet. De drugshandel (ook door de overheid) tierde welig, en het onderscheid tussen crimineel en politie was onduidelijk. De zogenaamde IRT-affaire (Interregionaal Recherche Team) 2 ontstond. Het opsporingsteam werd ontbonden, maar de drugshandel ging gewoon door. Het is niet bekend of de criminelen bij justitie zijn ontslagen of gepromoveerd.

Naast de drugshandel liep ook de kinderhandel. Op 24.06.1993 verdween in het Duitse Berlijn een (destijds) 12 jarig jongentje, Manuel Schadwald 3. Er was een HIK-team (Handel in Kinderen) in Rotterdam opgericht, wat "om onverklaarbare redenen" stuk liep. In de Netwerk uitzending 4 van 21.04.1998 (let u even op de datum !) wordt een zekere Lothar Glandorf besproken, die (rara) óók opduikt in het rolodex-onderzoek. Dat onderzoek speelde zich af in Amsterdam en liep "om onverklaarbare redenen" óók stuk in maart-april 1998. Ook deze teams werden ontbonden, maar de kinderhandel ging gewoon door (denk aan het Hofnarretje, e.d.). Het is wel bekend dat criminelen bij justitie niet zijn ontslagen maar gepromoveerd.

Wat was er gebeurd? Er was CID-informatie (lees: het HIK-team) binnengekomen over hooggeplaatste personen die betrokken zouden zijn bij het misbruik van minderjarige jongens. Er was een verdachte van deze strafbare feiten opgepakt en tijdens het tactische verhoor zei hij: "De hoge heren mogen alles en ik wordt hiervoor opgepakt." Hij bood informatie aan, maar heeft daarvoor geen strafvermindering gekregen. Een agenda van twee misbruikte jongens (broertjes !) kwam toen in handen van de CIE. Vanaf dat moment (februari 1997) startte het onderzoek door de CIE-Amsterdam.

De blaadjes uit deze agenda zijn gekopiëerd. De eerste versie van het origineel had nog een paar namen extra. Daaronder zou ook de naam Joris voorkomen. Wie op deze lijst wel voorkomt is een zekere Joris F. (minVWS), die verward zou worden met Joris D. (minJUS). In die zin is het betoog van Knijff dus gegrond. De pagina met Joris D. zou echter verdwenen zijn uit de tweede versie. (Maar daarover later meer.) De tweede (uitgedunde) versie 5 is voorzien van aantekeningen door Samson. Door de destijds betrokken rechercheur de Koter is bevestigd dat deze lijst in het bezit van HHC correct doch niet volledig is.

Het HHC heeft de veroodeling van Joris F. niet kunnen terugvinden. Ook Knijff heeft deze niet opgevoerd. Het wordt geroepen, maar niet aangetoond. Daardoor blijft terecht twijfel bestaan. Als MinVenJ het ECLI nummer beschikbaar kan stellen, wordt in ieder geval die onduidelijkheid weggenomen. Het sluit echter het bestaan van twee Jorissen niet uit. Wel valt te betwijfelen of de vermeende Joris F. een dienstauto met chauffeur ter beschikking had.


Leen(dert) de Koter (56)

Leen de Koter is thans directeur van Recherchebureau de Koter 6, gespecialiseerd in Bedrijfs integriteit. En dat is voor mij vandaag wel gebleken. Hij heeft het buitengewoon moedig zelfs aangedurfd om de integriteit van het bedrijf MinJus te beoordelen. (Het veroordelen laat hij aan ons over.) Niets dan respect voor deze integere man, en een aanrader voor bedrijven die een betrouwbaar rechercheur zoeken.

De man zat uiteraard in een dilemma. Als integer persoon heeft hij twee loyaliteiten en verantwoordingen: (1) aan zijn voormalig werkgever en (2) aan de maatschappij. Normaliter zou je denken dat deze twee hetzelfde zijn, maar dat is niet zo. Ze staan diametraal tegenover elkaar. Dat alleen moet al te denken geven. Hij heeft op 12.02.2014 (na zijn oproep ter verschijning) dan ook een brief geschreven aan de HOvJ Amsterdam mr. G.T. (Theo) Hofstee (1957), niet te verwarren met Ton Hofstede (1958).

mr. G.T. Hofstee

Theo Hofstee volgde in 2011 Herman Bolhaar op die doorschoof naar de positie Hoofd College PG. In 2005 volgde hij Herman ook al op als plv-HOvJ in Breda. Daarvoor was hij vanaf 2001 plv-HOvJ in Amsterdam. Tussen 1987-1991 (de IRT-periode) stuurde hij de wijkteams aan van het Bureau Warmoesstraat en Lijnbaansgracht, en richtte zich op de drugsbestrijding en de georganiseerde criminaliteit 7.

Zijn brief werd niet beantwoord. Die onbeschoftheid heeft de overheid wel vaker. Er zou een wet moeten komen die ambtenaren verplicht om een formele (en daarmee aansprakelijke) respons te geven, ook wanneer de inhoud extra tijd nodig zou kunnen hebben. Leen heeft deze schofferende non-reactie opgevat als "geen belemmeringen".

In februari '97 begon hij, als CI-rechercheur aan zijn onderzoek naar in eerste instantie twee aandachtspunten: het gisteren besproken jongens-bordeel van Alex van Maasdam aan de Insulindeweg 106-d in Amsterdam-Oost en verhalen rondom sex-orgies die plaats zouden vinden in een woning in Amsterdam-Noord, eigendom van professor van Roon. Ook op dag 1 werd verklaard dat er een relatie en aanlevering van jongens bestond vanuit Oost naar Noord.

Het onderzoek richtte zich op het huis van prof. van Roon en het doel was om in kaart te brengen welke personen daarbij allemaal betrokken waren en om te trachten een van die personen te kunnen strikken als informant en hem verklaringen te laten afleggen. Zijn onderzoek stond onder leiding van de toenmalige chef CIE Teylingen en CIE-officier Fred Teeven, thans ook wel bekend als staatssecretaris MinVenJ.

Het onderzoek startte met een zogenaamde printeractie: het verzamelen van meta-data van de huislijn-telefoon van deze woning van prof. van Roon. Daarbij worden zowel inbellende- als uitbellende nummers en tijdstippen genoteerd. Opvallend daarbij is dat er veel naar 06-sexlijnen werd gebeld, waarvan werd aangenomen dat de fantasie zich richtte op minderjarige jongens.




mr. H.P. Wooldrik

Wooldrik komt, net als Demmink, niet op de 2e lijst voor maar was wel in beeld. Hij is geboren in Den Haag en was destijds OvJ te Zutphen. Binnen de IRT-affaire was hij verantwoordelijk voor de "regeling tip-, toon- en voorkoopgelden" (lees: omkoopgelden) In 1995 zat hij op het Ministerie en had daar de leiding van de Directie staats- en strafrecht en hield zich daarbinnen bezig met politiezaken. 8. Nog later werd hij plv-rechter bij het Hof Amsterdam. Hij zou aanwezig zijn geweest bij het "Schalken-diner" en verantwoordelijk zijn geweest voor de beschikking aan het OM om Geert Wilders te vervolgen 9.

Er kwamen vier personen in beeld die bijzondere aandacht behoefden, te weten:
Nota Bene: Onder punt 12 van het Proces Verbaal (2e sessie Hoek) heeft de rechter genoteerd dat Wooldrik OvJ was, later HOvJ in Haarlem en daarna in Den Haag. Dat is onjuist en ook niet zo verklaard. De formulering van de rechter stelt dat Wooldrik in Den Haag werkzaam was bij het Openbaar Ministerie. Getuige Hoek heeft echter verklaard "op het Ministerie". Het klinkt bijna hetzelfde maar is een essentieel verschil binnen de Trias Politica. Het HHC heeft getracht dat onder de aandacht te brengen, maar kreeg daartoe niet de gelegenheid. Ook was er geen pauze ingelast waardoor mr. Kaaks kon worden ingefluisterd. De fout is derhalve in het PV blijven staan. Nu deze Wooldrik eveneens in aanmerking komt om "top-ambtenaar" genoemd te worden is het essentieel hiervan nota te nemen.


Jacobus (Jaap) Hoek (73)
Vanaf dat moment ging het eigenlijk mis. Nu bekend werd dat er mensen van justitie verdacht werden behoorde het onderzoek te worden overgedragen aan de Rijksrecherche. En... Wanneer er samenwerking plaats vindt tussen de Rijksrecherche en de Politie dan moet dat verplicht gemeld worden door de OvJ aan de Minister (artikel 60 Politiewet 11). De behandelende OvJ was Fred Teeven. Volgens de Koter had hij kennis van de namen van de verdachten die bij de Rijksrecherche circuleerden. Teeven heeft de Minister (behoren) in te lichten.

Leest u ter vergelijking ook nog eens bijv. de recente gebeurtenissen in Turkije 12, waarbij de regering een zelfde meldingsplicht heeft ingesteld bij verdenkingen tegen ministers. Onderzoeken mag alleen nadat de verdachten de gelegenheid hebben gekregen om bewijsmateriaal te vernietigen.

Of en hoe die melding aan de Minister gebeurd is dat weet Hoek niet. Hij weet niet of dat per telefoon of per e-mail is gegaan. En hij weet ook niet of de mededeling direct bij de Minister terecht gekomen is of dat dit verlopen is via een top-ambtenaar van het ministerie, zoals bijv. de verdachten Demmink en Holthuis. Gezien de functie van Holthuis (Directie politiezaken) is dat laatste niet uitgesloten. Hoek zegt hierover: "Ik vermoed dat hier een addertje onder het gras kan zitten. Ik zeg dat niet zomaar, maar omdat ik dat zelf heb moeten constateren. Er is verlinkt. En dat moet iemand in Den Haag zijn geweest."

Het Rolodex onderzoek werd nu "embargo-onderzoek" genoemd. De betrokkenen moesten, ondanks hun specifieke functie, nog een extra geheimhoudinsgverklaring tekenen. Of dat vooraf of achteraf was weten ze niet meer. De Koter zegt dat het mogelijk al aan het begin was maar heeft het niet getekend, Hoek wel. Of de OvJ Teeven die ook heeft moeten ondertekenen wist Hoek niet. Een tweede bijzonderheid was dat de politie wel alles moest vertellen aan de Rijksrecherche, maar de RR niets aan de politie. Volgens Hoek was het zo wie zo een uitzonderlijke situatie. "Normaliter werkten ze niet samen, maar tegen elkaar, wanneer een politieagent zelf verdachte was", zei hij als grappig bedoelde maar serieuze opmerking.

Er werd in augustus '97 een gecombineerd team samengesteld, met als enige leider crimefighter OvJ Fred Teeven. Vijf man van de Rijksrecherche en zeven man van de politie. Daarnaast werd er nog "bijgelopen" (lees: meegelezen) door de inlichtingendienst, destijds de BVD.

In het directe team zaten namens de politie dus de getuigen de Koter (CIE) en Hoek (JeZ), Jeugd en Zedenzaken. Zij waren toegevoegd vanwege hun specifieke kennis over zedenzaken. Daarnaast nam deel de heer Schoorl van de Rijksrecherche. De man van de inlichtingendienst was een zekere Fred Knijff/Knijf/Kneif. Niet te verwarren met Harro Knijff, advocaat van verdachte Demmink.

In het bijzonder werden daarna twee (i.p.v. drie) acties opgezet. Van nu af aan ging het om een GVO. Een gerechtelijk vooronderzoek waarbij tactische opsporingsbevoegdheden zijn toegestaan. In vervolg op de printer-actie (de meta-data) werd nu daadwerkelijk een telefoontap geplaatst op de huislijn van van Roon. En waar de lijn daarvoor nog druk gebruikt werd voor 06-nummers, was deze vanaf het tactisch onderzoek compleet stil gevallen. "Er is niet meer op gebeld", aldus Hoek. En daardoor leverde het onderzoek niets op.

Een tweede actie, die gebruikelijk is bij dit soort onderzoeken, is het instellen van een observatieteam (normaliter een team van 8 man) die observeren, posten en zelfs volgen. Er is echter géén tactisch onderzoek gedaan. Er is een aanvraag gedaan bij het CRI, de Centrale Recherche Informatiedienst om observatie-teams op deze vier verdachten te zetten. Maar Pieter-Jaap Aalbersberg, thans Korpschef Amsterdam 13, destijds hoofd CRI stond dat niet toe: "Dat zijn onze bazen, daar gaan we niet aan beginnen."

Er werd een derde actie opgezet om bewijsmateriaal te verzamelen. Er zou een gecoördineerde actie worden opgezet om in te vallen op drie locaties, te weten de woning van van Maasdam aan de de Insulindeweg, de woning van de chauffeur/annex vriend van van Maasdam, Schmits ("Duitse Willie") en het huis van prof. van Roon. De eerste twee werden om 06:00u binnengevallen, maar bij van Roon mocht dat van het OM (lees: Teeven) pas om 08:00u en kwam de Rechter Commissaris (naam onbekend) ook niet eerder. Beide rechercheurs verklaarden dat ze dat verdacht vonden. De Koter was daarbij aanwezig. De deur werd gelijk na aanbellen opengedaan, er werd niet gevraagd wat ze kwamen doen, de RC gaf ook geen uitleg (wat gebruikelijk is) maar er werd direct gezegd "Ga uw gang." Volgens de Koter was van Roon duidelijk voorbereid en zei hij nog net niet "De koffie staat klaar."

Bij het onderzoek viel op dat aan de TV in de kast wel een videoaansluiting zat maar dat er geen recorder werd aangetroffen. Ook zag men de stofsporen waar de videobanden hadden gestaan, maar de banden zelf niet. Verder lagen er aansluitingen en kabels voor een computer, maar de computer zelf was er niet. Er is geen onderzoek of huiszoeking gedaan op het kantoor van Van Roon, achter het Vondelpark, alwaar getuige Bart contact had met van Roon en zijn 1000 gulden ophaalde voor zijn "secretaris-werkzaamheden" naar Polen.

Volgens rechercheur Hoek zou er ook nog een 4e huiszoeking zijn geweest, maar hij kent geen details. De huiszoekingen werden gedaan, aldus Hoek, omdat "Er moet iemand op een hoge positie - een hoge ambtenaar betrokken in dit onderzoek - bevorderd worden en er moest zeker worden gesteld dat daar niets over bekend was." Ze kregen die opdracht tot huiszoeking van Teeven, maar die zou die opdracht weer gekregen hebben van de minister (Hirsch-Ballin of Donner), aldus Hoek. (Winnie Sorgdrager was destijds minister in het kabinet Kok I, redactie) Hoek zelf was ten tijde van de inval op de Parnassusweg, maar werd gebeld door mevr. Rietbergen. Zij vertelde hem "Het leek aslof er een schoonmaakbedrijf was binnengeweest. Nog geen vingerafdruk was te vinden."

Nu het onderzoek niets had opgeleverd werd het beëindigd en zijn alle spullen en archieven overgedragen aan de Rijksrecherche en overgebracht naar de Simon-Stevin Kazerne te Zeist. Aldaar is het nog een keer goed doorzocht door de Rijksrecherche en vervolgens nogmaals door Fred Teeven om zeker te weten dat er geen bruikbaar bewijs tussen zat. Volgens Koen Voskuil 14 (journalist AD) zou het daar door de papiervernietiger zijn gehaald. Feit is wel dat getuige Hoek zegt dat hij voorafgaande aan dit verhoor contact heeft opgenomen met Teun Tanja, hoofd juridische zaken politie Amsterdam, die hem heeft doorverwezen naar de heer R. Aarts, regiocoördinator West-2. Het embargo was opgeheven, maar hij kreeg geen inzage in zijn eigen Proces Verbaal, "omdat hij geen rechercheur meer was".

Daarna kon Hoek zijn auto inleveren en met pensioen. Hij beschrijft het einde van zijn loopbaan als "Naar en onplezierig", vervelend dat er geen veroordeling is uitgekomen. Het interview in het NRC 15 gaat over zijn hele periode bij de zedenpolitie sinds 1991 en niet specifiek over de Rolodex zaak.

Na beide verhoren hield advocaat Kaaks de getuigen een citaat uit 2012 van Minister Opstelten voor, afkomstig uit een brief aan de Kamer: "De oud SG van het ministerie van justitie is op geen enkele wijze naar voren gekomen, noch is informatie aangetroffen waaruit blijkt dat hij enige bemoeienis heeft gehad met het onderzoek." Hoek (die de gecensureerde lijst heeft ontvangen) bevestigd dat stellig. De Koter (die al in het onderzoek zat vóór de "verlinking") had een andere stellige mening: De stelling bestaat uit twee onderdelen. Het tweede deel (de bemoeienis) daar had hij geen zicht op of kennis van. Maar het eerste deel (Demmink als verdachte) ontkende hij krachtig: "Dat is onjuist. Demmink is wel als verdachte naar voren gekomen."




author: Ton   |   published: 05.03.2014   |   updated: 06.03.2014   |   comments: allowed

10.03.2014 09:00u
Roestige Spijker
Getuigenverhoor
Rechtbank Utrecht
 
15.03.2014 19:00u
Wake voor Baybaşin
Gevangenis Veenhuizen
Norhaven Groningen
 
25.03.2014
Micha Kat
Uitspraak beroep Pedograaf
Gerechtshof Amsterdam
 
02.04.2014
Baybaşin en HHC
Beschikking WOB verzoek
Ministerie van Justitie
 
17.06.2014
Baybaşin
Rolzitting AG Baybaşin
Hoge Raad Den Haag
 
-----------------------------
zie ook:
Demmink Procedures
updated: 03.03.2014